Bewegingsuitslag in het onderste spronggewricht

Chris Riezebos

Op woensdag 5 juli 1961, om 16.00 uur, promoveerde Anton Huson tot doctor in de geneeskunde aan de rijksuniversiteit Leiden op het proefschrift ‘Een ontleedkundig-functioneel onderzoek van de voetwortel’. Hij toonde hierin aan dat de talus, calcaneus, os cuboideum en os naviculare functioneel bezien één gewricht vormden: het onderste spronggewricht ofwel het art. talocalcaneocuboideonaviculare. De compromis-as van dit gewricht loopt scheef ten opzichte van de descriptief anatomische vlakken (figuur 1).

 

 

 

Figuur 1. (Compromis-)as van het onderste spronggewricht

 

Bij het gaan staan op de buitenkant van de voeten, wordt om deze as bewogen (supineren). Dit betekent dat tijdens kanteling van de voeten over de vloer, de benen een dwangmatig gekoppelde exorotatie moeten uitvoeren. Dit wordt getoond in Video 1.

 

Bewegingen in dit gewricht door passief bewegen zijn niet of nauwelijks te kwantificeren. Een indruk van de bewegingsmogelijkheid in de onderste spronggewrichten kan worden verkregen met behulp van een tweetal staafmarkers (een plastic staafje met secondenlijm op een plastic plaatje geplakt, figuur 2), een camera en het gratis te downloaden video/foto analyse programma Kinovea versie 0.8.15.

 

 

Figuur 2. Staafmarker met tape bevestigd op de tuberositas tibiae

 

 

Vraag de patiënt vanuit symmetrische stand op twee benen zover mogelijk op de buitenkanten van de voeten te gaan staan. Door de scheve stand van de as van het onderste spronggewricht draaien de benen daarbij onvermijdelijk in exorotatie. De kanteling van de voet is dus dwangmatig gekoppeld aan de rotatie van het been. Hoe leniger het onderste spronggewricht, des te groter de exorotatie van het been en vice versa figuur 3.

 

 

 

 

Figuur 3. a en b: Start- en eindpositie van proefpersoon 1. Vrijwel gelijke rotaties links en rechts. c en d: : Start- en eindpositie van proefpersoon 2. Duidelijke beperking van het rechter onderste spronggewricht.

 

Door de beelden van begin en eindstand transparant over elkaar te leggen met de basis van de staafmarkers op elkaar, kan – met een in beeld geplaatste bekende maat – de rotatie zelfs in zekere mate gekwantificeerd worden (figuur 4).

Figuur 4. Kwantificering van de bewegingsuitslag met een bekende maat (lineaal).

Deel dit bericht: